Als je de samenvatting nog een keer wilt bekijken, kun je hier klikken:
Samenvatting



Berekenen beeld

Reken alle berekeningen zelf na en schrijf ze over ! Begrijp elke stap die gezet wordt !

In het vorige gedeelte hebben we met behulp van een gelijkvormige driehoek gezien dat geldt:
N = B / V = b / v.
In de tekening zijn nog 2 gelijkvormige driehoeken te vinden. (Zie tekening)


De verhoudingen tussen deze 2 driehoeken is weer de vergroting, want de zijden B en V zitten weer in beide driehoeken.
Er geldt dus zelfs: N = B / V = b / v = f / (v-f).
Als we b / v = f / (v-f) uitwerken krijgen we de lenzenwet:

b / v = f / (v-f) → (kruislings vermenigvuldigen)
b•(v-f) = v•f → (haakjes wegwerken)
b•v - b•f = v•f → (elke term delen door b•v•f)
b•v / (b•v•f) - b•f / (b•v•f) = v•f / (b•v•f) → (gelijke factoren boven en onder wegstrepen)
1/f - 1/v = 1/b → (1/v naar andere kant van het gelijkteken)


1/f = 1/v + 1/b (de lenzenwet)

Met behulp van deze formule en de al bekende vergelijking N = B / V = b / v kunnen we voorspellen, hoe het beeld eruit zal gaan zien.
We kiezen weer f = 3 cm en v = 7 cm. En we kiezen voor V = 2 cm.
Volgens de tabel moet het beeld verkleind zijn en reëel (v>2f want 7>2*3=6)) en dit kwam ook uit de tekening. Hoe berekenen we dat nou ?
1/f = 1/v + 1/b schrijven we eerst om, zodat we b makkelijker kunnen berekenen en dan vullen we de gegevens in:
1/f = 1/v + 1/b → (1/v naar de andere kant van het gelijkteken)
1/f - 1/v = 1/b → (links en rechts even verwisselen)
1/b = 1/f - 1/v = 1/3 - 1/7 = 0,333333 - 0,142857 = 0,190476 → (1/b is dit getal dus b = 1/getal)
b = 1/0,190476 = 5,25 cm. → (nu kunnen we de vergroting berekenen)

N = b / v = 5,25 / 7 = 0,75. → (nu kunnen we de beeldshoogte berekenen (V=2 cm) )

N = B / V schrijven we weer even om, zodat we B makkelijker kunnen berekenen en dan vullen we N en V in:
B = N•V = 0,75•2 = 1,5 cm


b = 5,25 cm, N = 0,75 en B = 1,5 cm !
We weten dus precies waar het snijpunt achter de lens moet komen ! En we zien dat inderdaad het beeld verkleind is (N = 0,75) en reëel (b > 0) !

We doen er nog één en kiezen f = 3 cm, v = 4 cm en V = 2 cm.
Volgens de tabel moet het beeld vergroot zijn en reëel (f<v<2f want 3<4<6)). Een korter opgeschreven berekening:

1/b = 1/f - 1/v = 1/3 - 1/4 = 0,333333 - 0,25 = 0,083333 →
b = 1/0,083333 = 12 cm. →

N = b / v = 12 / 7 = 1,714286. →

B = N•V = 1,714286•2 = 3,428571 cm

b = 12 cm, N = 1,7 en B = 3,4 cm !

We zien dat inderdaad het beeld vergroot is (N = 1,7) en reëel (b > 0) !



We kunnen nu berekenen waar het beeld terecht komt bij verschillende voorwerpsafstanden ten opzichte van de brandpuntsafstand.
Nu zijn we klaar om flink te oefenen !


Oefenen berekeningen met f, v, b, V, B en N.